< Terug naar de vorige pagina

Uitvoeringsbeleid Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Noordwijk 2021 – 2024

Voorwoord

Voor u ligt het nieuwe uitvoeringsbeleid voor Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE). Dit uitvoeringsbeleid is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met verschillende vertegenwoordigers vanuit het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en de kinderopvang.

In Noordwijk streven wij ernaar een omgeving te creëren waarin kinderen gezond, veilig en kansrijk kunnen opgroeien. Dit doen wij onder meer via de preventieve aanpak binnen het preventienetwerk Jeugd, een breed aanbod aan scholing op het onderwijs, hoogwaardige sport- en beweegvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn en het programma Jongeren op Gezond Gewicht.

Alle kinderen in Noordwijk moeten de kans krijgen om kansrijk op te groeien, ongeacht de achtergrond of (financiële) positie van de ouders. Om dat te realiseren is er het uitvoeringsbeleid voor Voor- en Vroegschoolse educatie. VVE is een programma dat erop gericht is om onderwijs- of ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen van circa 2 tot 6 jaar te voorkomen of verminderen. Dat kan een positief effect hebben op hun verdere schoolloopbaan. VVE valt in 2 delen uiteen:

  • Voorschoolse educatie. Dit gebeurt op de peuterspeelzaal en/of het kinderdagverblijf en richt zich op peuters van 2 en 3 jaar. Dit valt onder verantwoordelijkheid van gemeenten.
  • Vroegschoolse educatie. Dit gebeurt op de basisschool en is gericht op kleuters. Een VVE-programma richt zich op meerdere ontwikkelingsgebieden. Het omvat de:
    • Taalontwikkeling
    • Beginnende rekenvaardigheid
    • Motorische ontwikkeling
    • Sociaal-emotionele ontwikkeling

Met dit uitvoeringsbeleid zetten wij het VVE-beleid stevig neer: we realiseren hoogwaardig aanbod, we monitoren de resultaten nauwkeurig en zorgen ervoor dat we als netwerk rondom het jonge kind, bestaande uit scholen, kinderopvang, gemeente en jeugdgezondheidszorg nauwlettend in de gaten kunnen houden welke kinderen er van welk aanbod gebruik (kunnen) maken.

Gelijktijdig met het opstellen van dit uitvoeringsbeleid is er met de ketenpartners gewerkt aan de resultaatafspraken. Er ligt een duidelijk startdocument waar een heldere basis in beschreven is, dit document is een groeidocument. Na de zomervakantie 2021 wordt hier verder aan gewerkt en gaan we met elkaar de verdieping in ten aanzien van de resultaatafspraken.

Dennis Salman,
Wethouder Onderwijs

Inhoud

Voorwoord 2

  1. Inleiding 4
  2. Wettelijk kader 5
  3. Visie 6
  4. Omvang voorschoolse educatie 7
  5. Indicering, werving en toeleiding 9
  6. De doorgaande lijn 9
  7. De VE-professional 12
  8. De VE-groep 13
  9. VE-organisatie 14
  10. Het ouderbeleid 15
  11. Inzet HBP per 2022 17
  12. Financiële paragraaf 19

Bijlage 1. 21
Indicering, toeleiding en werving voorschoolse educatie 21

1. Inleiding

Het is van maatschappelijk belang dat kinderen een goede start kunnen maken. Dat ze gezond en veilig kunnen opgroeien en zich in alle opzichten goed kunnen ontwikkelen en ontplooien. Dit gaat niet vanzelf, kinderen moeten in hun ontwikkeling optimaal worden gestimuleerd.
In Noordwijk besteden we, samen met onze partners, aandacht aan de ontwikkeling van jonge kinderen in onze gemeente. Dit uitvoeringsbeleid beschrijft de kwaliteitscriteria en de uitvoeringsafspraken voor de voor- en vroegschoolse voorzieningen die wij hebben gemaakt met onze samenwerkingspartners: de kinderopvang, het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg.

Dit uitvoeringsbeleid richt zich op voor- en vroegschoolse locaties waarbinnen de Voorschoolse Educatie (VE) en de reguliere gesubsidieerde opvang uitgevoerd wordt.

In dit uitvoeringsbeleid zijn de elementen opgenomen waarvan de gemeente Noordwijk vindt dat zij onderdeel uitmaken van kwalitatief goede voor- en vroegschoolse educatie. Deze elementen omvatten naast de wettelijke eisen ook een gemeentelijke specifieke invulling. Uitgangspunt is dat er altijd wordt voldaan aan de wettelijke eisen. De gemeentelijke, specifieke invulling (in dit document ‘de Noordwijkse standaard’ genoemd) vormt een aanvulling op de wettelijke, minimale eisen. Deze Noordwijkse standaard hebben de gemeente, de aanbieders en de jeugdgezondheidszorg met elkaar afgesproken en geeft aan dat wij een hoge kwaliteit nastreven.

De GGD Hollands Midden is aangewezen om de kwaliteit van kinderopvangvoorzieningen te inspecteren. Zij komen jaarlijks bij alle kindcentra en zien wat er in de dagelijkse praktijk gebeurt. De inspectie onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en brengt hierover advies uit aan het college.

Aanleiding

De Inspectie van het Onderwijs houdt onder andere toezicht op de kwaliteit van ons beleid voor VVE en heeft in 2020 tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering van onze wettelijke taken. Hierop heeft de inspectie een herstelopdracht geformuleerd. De gemeente heeft de opdracht gekregen afspraken te maken over:

  • de definitie doelgroepkind;
  • de toeleiding naar voorschoolse educatie;
  • de doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie;
  • de resultaten van de vroegschoolse educatie.

De gemaakte afspraken over bovenstaande onderwerpen komen aan bod in dit uitvoeringsbeleid.

Totstandkoming uitvoeringsbeleid

Dit uitvoeringsbeleid is tot stand gekomen in samenwerking met de Werkgroep VVE Gemeente Noordwijk. In deze werkgroep zijn de volgende partners vertegenwoordigd:

  • Kinderopvangorganisaties (die al VE aanbieden)
  • Primair onderwijs
  • GGD
  • Gemeente Noordwijk

Samen met deze partner hebben er bijeenkomsten plaatsgevonden waarin de verschillende onderwerpen besproken zijn. Door de coronamaatregelen hebben deze bijeenkomsten digitaal plaatsgevonden.
Het uitvoeringsbeleid is in het LEA vastgesteld door de schoolbesturen en de aanbieders van de Voorschoolse educatie op 17 juni 2021.

Dit uitvoeringsbeleid treedt in werking na besluitvorming door het college van B&W van de gemeente Noordwijk, d.d. 1 juli 2021.

2. Wettelijk kader

Wet op het Primair Onderwijs (1981)

Deze wet beschrijft onder andere de plicht van het onderwijs om aandacht te hebben voor achterstanden. De wet schrijft voor dat de gemeente jaarlijks met schoolbesturen en houders van kindcentra overlegt over welke kinderen er al dan niet in aanmerking komen voor VVE Het is daarmee een wettelijke taak om te komen tot een doelgroepdefinitie.

Wet Kinderopvang (2004)

Deze wet stelt eisen aan de verschillende typen kinderopvang en regelt daarnaast de kinderopvangtoeslag.

Wet OKE (Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) (2010)

Deze wijzigingswet bevat een aantal wijzigingen op andere wetten, zoals de Wet op de Kinderopvang. Ook worden gemeenten door deze wet verplicht voldoende VVE-aanbod te realiseren voor kinderen met een (taal)achterstand. Het toezicht op het VVE-aanbod is sinds deze wet een taak van de Onderwijsinspectie.

Wet IKK (Wet Innovatie en Kinderopvang) (2017)

Ook dit is een wijzigingswet en het bevat wijzigingen op de wet Kinderopvang. Deze wet stelt hogere kwaliteitseisen aan de kinderopvang. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aangepaste leider-kind ratio, om de professionalisering van de beroepskrachten en om het centraal zetten van de ontwikkeling van het kind. Ook zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen verplicht gesteld.

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (2019)

Dit besluit volgt uit de Wet OKE en bevat een aantal aanvullende eisen aan het VVE aanbod die de kwaliteit ten goede komen. Te denken valt aan de taaleis voor VE-beroepskrachten, de uitbreiding naar (ten minste) 960 uur tussen de leeftijd 2,5 en 4 en de leider-kind ratio voor voorschoolse educatie.

3. Visie

De gemeente Noordwijk wil waar mogelijk voorkomen dat kinderen met een (ontwikkelings-)achterstand naar de basisschool gaan. De samenwerking tussen de verschillende partners moet optimaal zijn, zodat we in het geval van een eventuele achterstand snel kunnen handelen en het kind en zijn ouders passend en hoogwaardig aanbod krijgen.

We gaan hierbij uit van een educatief partnerschap tussen de betrokkenen: de voorschool, de vroegschool én de ouders. De wederzijdse verwachtingen moeten helder zijn en duidelijk moet zijn hoe ieder zijn of haar rol het best kan pakken bij de ontwikkeling van het kind. Uit onderzoek naar ouderbetrokkenheid in leeftijd tot 6 jaar blijkt bijvoorbeeld dat de ouderbetrokkenheid bij het leerproces van het kind, een positieve invloed heeft op zowel de leerresultaten als op het welbevinden. (Bakker, et al. 2013).

Als gemeente zien we daarom graag dat er een netwerk ontstaat van samenwerkende partijen, bestaande uit kinderopvang, school, jeugdgezondheidszorg, zorgpartijen maar ook bijvoorbeeld de bibliotheek, het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Taalhuis. We weten dat er bij verschillende type problematiek vaak sprake is van intergenerationele overdracht, bijvoorbeeld bij armoede of laaggeletterdheid en een stevige samenwerking op dit gebied zou ervoor kunnen zorgen dat we tegelijk met het kind, ook de ouder kunnen ondersteunen, die daardoor vervolgens het kind weer beter kan ondersteunen.

We willen daarom nu een kwaliteitsslag maken, als het gaat om ons VVE-beleid. We willen de kinderen met een mogelijke (kans op een) achterstand vroeg in beeld hebben en goed kunnen monitoren in hun ontwikkeling. We willen goed zicht hebben op de resultaten van de VVE-inzet en zien graag dat de ouders waar mogelijk zo effectief mogelijk betrokken worden in het proces. Dat vraagt extra inzet van de partners, maar ook van de gemeente zelf. Wij zullen daarom een VVE-coördinator aanstellen en gaan tevens voortaan preventieve logopedie (pakket 2) inzetten op de kinderopvanglocaties. Ook gaan wij jaarlijks het gesprek aan met onze partners over ons beleid: loopt alles nog zoals we hebben afgesproken en zijn er nog verbeteringen mogelijk?

4. Omvang voorschoolse educatie

VE is bedoeld voor peuters van 2 tot 4 jaar met een risico op onderwijsachterstand. Kinderen met een risico op achterstand worden door de ondersteuning taalvaardiger en hebben een grotere woordenschat. Ook wordt er ingezet op het vergroten van de sociaal emotionele en de motorische vaardigheden en wordt er ingezet op een brede cognitieve ontwikkeling. Door voorschoolse educatie op de kinderopvang kunnen deze kinderen een betere start maken op de basisschool.

In Noordwijk wordt VE aangeboden binnen de kortdurende peuteropvang, tot 5,5 uur aanbod per dag. VE-kinderen zitten niet in een aparte groep: de groepen bieden ook opvang aan kinderen zonder VE-indicatie. Een deel van de kinderen maakt gebruik van een gemeentelijke subsidieplaats (zowel met als zonder VE-indicatie) omdat ouders geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag. Daarnaast nemen ook kinderen waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag deel aan de VE-groepen. Op deze manier is er sprake van een gemengde doelgroep binnen de VE-groepen.

Een VE-plaats in Noordwijk betekent:

  • aanbod voor VE-geïndiceerde kinderen van 2 – 4 jaar;
  • aanbod 16 uur per week (960 uur in 1,5 jaar);
  • verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week (minimaal 40 weken per jaar);
  • ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Omvang regulier gesubsidieerd peuteraanbod

De gemeente stimuleert het gebruik van voorschoolse opvang niet alleen voor kinderen die een VE-indicatie hebben. De gemeente Noordwijk stelt vanuit de daarvoor bedoelde Aschermiddelen voor kinderen van 2 tot 4 jaar maar zonder VE-indicatie, waarvan de ouders bovendien geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (KOT), ook opvang beschikbaar.

Een opvangplek voor een peuter zonder VE-indicatie vanuit de Aschermiddelen betekent in Noordwijk:

  • aanbod 8 uur per week;
  • verdeeld over 2 dagdelen per week;
  • 40 weken per jaar;
  • ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Huidige aanbod en bereik

In 2021 zijn er 5 houders van kinderopvang die VE aanbieden op verschillende locaties aanbieden:

  • De Kindervilla B.V.
  • Kinderopvang De Palmboom B.V.
  • Smallsteps B.V.
  • Stg. Jeugd en Welzijn Bollenstreek (SJWB)
  • SKOL Kinderopvang

Uitgaande van de cijfers uit 2019 gaat het CBS uit van 45 doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Met 34 bereikte VE-kinderen is het bereik van het VE-aanbod daarmee 76% geweest. Wanneer we ook de kinderen meerekenen die niet behoren tot de VE-doelgroep is het bereik van de opvang in Noordwijk 83%.

Aantal peuters 2- 4 jaar
Per 1 april 2019 / resultaten Q4 2020793
gebruik KOT kindcentrum570
gebruik KOT gastouder23
gebruik gesubsidieerde peuteropvang niet-VE-doelgroep17
gebruik gesubsidieerde peuteropvang VE-doelgroep34
dubbelgebruik KC & GO18
totaal bereik662
bereik %83%
non-bereik in aantal peuters131
*Het CBS rondt getallen af naar vijftallen. Daarnaast worden wijken met een lager aantal dan 10 doelgroepkinderen niet meegewogen vanwege de herleidbaarheid op personen.

In de leeftijd 4 tot 6 jaar gaat het CBS uit van 270 doelgroepkinderen in de gemeente Noordwijk, in 2019. Dit zijn de meest actuele beschikbare cijfers.

Doelgroepscriteria voorschoolse educatie

In lijn met artikel 167 van de Wet op het Primair Onderwijs willen wij graag een zo groot mogelijk aantal kinderen binnen de doelgroep gebruik laten maken van VVE. Er wordt gekozen voor een combinatie van een risico gestuurde definitie en een indicatiestelling op basis van geconstateerde feiten.

In de gemeente Noordwijk krijgt een kind een VE- indicatie als:

  • Het kind groeit op in een taalarme omgeving.
  • Het kind groeit op in armoede.
  • Ouder heeft geen startkwalificatie. Een startkwalificatie betekent dat de ouder een mbo-2, havo of vwo diploma gehaald heeft. Voor buitenlandse diploma’s wordt gekeken aan welk niveau ze vergelijkbaar zijn.
  • Kinderen met een vluchtelingenachtergrond en kinderen van (eerste generatie) arbeidsmigranten.
  • Kinderen wiens ouders het kind opvoeden in een (andere) moedertaal en kinderen waar de omstandigheden waarin hij opgroeit niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling.

En/ of

  • Het kind scoort negatief op het ontwikkelingsgebied taal (onder andere van Wiechenonderzoek).
  • Het kind scoort negatief op het ontwikkelingsgebied sociaal gedrag (onder andere van Wiechenonderzoek).
  • Het kind scoort negatief op een ontwikkelingsgebied volgens het ingezette instrument van VVE en heeft een achterstand van ten minste 6 maanden.

*Het CBS rondt getallen af naar vijftallen. Daarnaast worden wijken met een lager aantal dan 10 doelgroepkinderen niet meegewogen vanwege de herleidbaarheid op personen.

5. Indicering, werving en toeleiding

In de werkgroep VVE zijn afspraken gemaakt over de indicering en toeleiding van kinderen naar de voorschoolse educatie. In Noordwijk zijn deze afspraken vastgelegd in de bijlage “ Visie op indiceren, toeleiden en werving 2021”.

De afspraken gaan over:

  • doelgroepscriteria en indicering;
  • registratie van VVE-indicaties;
  • toeleiding van geïndiceerde kinderen naar een voorschoolse locatie;
  • terugkoppeling van aanmeldingen en plaatsingen tussen partners.

6. De doorgaande lijn

De gemeente, kinderopvang en onderwijs streven ernaar dat alle VE-peuters een volledige VVE-loopbaan doorlopen tussen 2 en 6 jaar. Daartoe is een gestructureerde samenwerking tussen de kinderopvang en één of meerdere basisscholen van groot belang. Hierin maken we onderscheid tussen de samenwerking van een basisschool met kinderopvang met VE (VE-locaties) en kinderopvang zonder VE.

De VE-locaties werken in ieder geval samen met de basisschool bij hen in de buurt waarnaar gemiddeld de meeste peuters doorstromen. Het streven is tot nauwe samenwerking tussen de VE-locatie en de basisschool waarbij men zoveel mogelijk werkt vanuit één integrale visie. Hiermee wordt de basis gelegd voor een (pedagogisch) afgestemde doorgaande lijn in het aanbod, de zorg, het ouderbeleid en de kwaliteitszorg rondom het jonge kind. Er is regelmatig overleg tussen de VE-locatie en de direct samenwerkende basisschool om de werkwijze van de doorgaande lijn af te stemmen en verder te ontwikkelen.

We onderscheiden de volgende aspecten bij de doorgaande lijn:

  • samenwerkingsafspraken;
  • overdracht kindgegevens;
  • 1 pedagogisch didactische leerlijn;
  • ouderbetrokkenheid;
  • zorgstructuur.

Samenwerkingsafspraken

Het belang van een doorlopende leerlijn van peuterleeftijd tot het einde van de basisschool is in diverse onderzoeken al aangetoond. Voor de effectiviteit van VVE is het belangrijk dat voor- en vroegschoolse voorzieningen goed met elkaar samenwerken. De lijn die in de voorschoolse periode is ingezet, moet worden voortgezet in de vroegschoolse periode. Om deze samenwerking vorm te geven, te bestendigen en te waarborgen worden duidelijke en meetbare samenwerkingsafspraken gemaakt betreffende de aspecten zoals hierboven genoemd. Onderdeel van deze samenwerkingsafspraken is ook de overlegstructuur, waarin de verschillende gremia geregeld afstemmen en jaarlijks evalueren. De kinderopvang (VE-locatie) draagt zorg voor de vastlegging van deze samenwerkingsafspraken. Ook de gemeentelijke overlegstructuur is onderdeel van de overlegstructuur op locatie niveau; denk hierbij aan het OOGO (Op Overeenstemming Gericht Overleg) of het LEA (lokale educatieve agenda).

Overdracht kindgegevens

Met name bij de overgang van een kind van de kinderopvang naar de basisschool, is het belangrijk dat ouders een doorgaande lijn ervaren. Vanaf het moment dat een kind op de kinderopvang is aangemeld, registreren de pedagogische medewerkers gegevens betreffende de ontwikkeling over het kind in het kindvolgsysteem. Ouders en pedagogisch medewerkers zijn regelmatig in gesprek over de ontwikkeling van het kind en de wijze waarop het kind begeleid kan worden. Over het algemeen vindt er minimaal 2x per jaar een gesprek plaats met de ouders waarin de gegevens met de ouders worden besproken.

Voor alle kinderen geldt dat er overdracht plaats vindt naar de basisschool; waarbij in ieder geval de gegevens over de ontwikkeling van het kind vanuit het kindvolgsysteem worden doorgegeven, waarbij de geldende wet- en regelgeving op het gebied van privacy in acht worden genomen.

Als er sprake is van een VE-indicatie of andere zorg vindt er een warme overdracht plaats. Deze warme overdracht vindt (zoveel mogelijk) in een gezamenlijk gesprek met ouders en basisschool plaats, eventueel (na goedkeuring en/of op verzoek van ouders) aangevuld met bij het kind betrokken hulpverlener(s). De pedagogisch medewerker neemt het initiatief richting de samenwerkende basisschool tot het maken van een afspraak en zorgt ervoor dat de benodigde documenten met akkoord van de ouders op tijd gedeeld worden. De VE-locatie en de samenwerkende bassischool zorgen ervoor dat de termijn waarop de overdracht plaatsvindt, duidelijk opgenomen is in de zorgstructuur en/ of de samenwerkingsafspraken.

*Het privacyreglement van de organisatie kan niet in tegenspraak zijn met de privacywetgeving, maar mag geen blokkade vormen voor de samenwerking met de basisschool en de uitwisseling van kindgegevens tussen de kinderopvang en de basisschool.

1 pedagogisch (didactische) leerlijn

Organisaties hebben de ruimte om het pedagogisch educatieve aanbod naar eigen inzicht in te richten, zodat de doelgroep een zo optimaal mogelijke omgeving voor ontwikkeling kan worden geboden. Daarvoor is het van essentieel belang dat de organisatie werkt vanuit een visie op de ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen en inhoudelijke keuzes maakt op basis van die visie.
Een belangrijk onderdeel van VVE is dat het, wanneer er sprake is van een gezamenlijke visie en aanpak, bijdraagt aan de doorgaande leerlijn tussen voor- en vroegschool. Voor- en vroegschool spreken gezamenlijke doelen af en bepalen met elkaar het aanbod voor de periode van 2 – 6 jaar. Zo kan worden nagegaan of de voorschool met haar aanbod eindigt daar waar de vroegschool begint. Op de voor- en vroegschool dient zichtbaar te zijn dat het pedagogisch klimaat en het educatief handelen op elkaar zijn afgestemd. Het is aan de samenwerkende partijen om dit vorm te geven. In het vervolgtraject zullen we bekijken wat hiervoor de mogelijkheden zijn. Te denken valt dan aan het afstemmen van het beleid in het schoolplan en het pedagogisch plan van de VE-aanbieder.

Ouderbetrokkenheid

De gemeente Noordwijk heeft de ambitie om het maximaal leerrendement te halen uit kinderen en bij te dragen aan hun brede ontwikkeling. Vanuit de overtuiging dat actieve betrokkenheid van ouders 1 van de belangrijkste factoren is in het schoolsucces van kinderen wil zij de ouderbetrokkenheid optimaal stimuleren en gestalte geven.

Organisaties hebben een actief beleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid en hebben hierop een eigen visie ontwikkeld. Het plan op ouderbetrokkenheid van iedere locatie beschrijft wat de belangrijkste speerpunten zijn (op basis van de ouderanalyse) en op welke manier de, door de organisaties, gestelde doelen gehaald worden. Samenhang in het ouderbeleid biedt ouders en professionals houvast; herkenning en een duidelijk kader voorkomt dat ouders ‘buiten de boot vallen’.

Zorgstructuur

De VE-locatie en het onderwijs zorgen gezamenlijk voor de zorgstructuur die het primaire proces ondersteunt en ervoor zorgt dat opgedane ervaring met het kind meegenomen wordt in de aanpak van het onderwijs. De wijze waarop de organisatie dit vorm geeft, kan verschillen. Het resultaat hiervan is, dat medewerkers in het primaire proces zich ondersteund voelen en in staat zijn behoeften van kinderen vroegtijdig te signaleren en daarop een adequate aanpak te organiseren.
De professionals volgen de ontwikkeling van alle kinderen regelmatig en systematisch. Het gehanteerde kindvolgsysteem sluit aan bij het kindvolgsysteem van de basisschool. De zorgstructuur geeft richting aan de frequentie en momenten van overleg tussen de VE-locatie en onderwijs betreffende de aanpak en/of overdracht van zorgkinderen.

Samenwerking met partners in de buurt

Organisaties zoeken verbinding met de buurt waarin de kinderen opgroeien en zorgen voor aansluiting tussen de verschillende leefdomeinen. De organisatie is zo ingericht dat het mogelijk is om op locatieniveau samen te werken met partners in de buurt, zoals de bibliotheek of andere organisaties. De gemeente zorgt voor inzicht in de verschillende partners, bijvoorbeeld via de ‘wegwijzer Leef mee!’ (de Sociale Kaart van de gemeente).

7. De VE-professional

De wet

Wettelijk is vastgelegd dat de professional, werkend in de voorschoolse educatie, een vakopleiding moet hebben afgerond specifiek gericht op pedagogische vaardigheden. In de CAO-kinderopvang staat nader omschreven welke opleidingen hieronder vallen. De professional, werkend in de voorschoolse educatie, moet een scholing hebben gevolgd gericht op ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat ten minste kennis en vaardigheden omvat met betrekking tot:

  1. Het werken met programma’s voor VVE.
  2. Het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
  3. Het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van VE.
  4. Het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.
  5. Het vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

Dit kan als onderdeel van de vakopleiding zijn volbracht of als nascholing van tenminste 12 dagdelen. De beroepskracht VE dient daarnaast te beschikken over taalniveau 3F op lezen en mondelinge taalvaardigheid.
Wanneer in de beroepsopleiding de hierboven genoemde onderwerpen expliciet zijn opgenomen (mbo-niveau 4) of geborgd zijn in het kwalificatiedossier VVE (voor mbo niveau 3), is geen aanvullende scholing VE vereist.

De Noordwijkse standaard

De professional op de groep levert de grootste bijdrage aan de kwaliteit van het VE-aanbod. Deze kwaliteit is terug te zien in:

  • Een veilige omgeving die ruimte biedt aan de autonome ontwikkeling van kinderen.
  • Een emotioneel-positief klimaat in de groep; een omgeving die bijdraagt aan desociaal- en emotionele ontwikkeling van kinderen, die kinderen vertrouwen biedt in zichzelf en in het aangaan van relaties met anderen.
  • Het stimuleren van een brede ontwikkeling voor kinderen en gelegenheid bieden aan het verwerven van kennis en vaardigheden.
  • Een omgeving waarin de professional in staat is om een taalrijke omgeving te biedendoor binnen de activiteiten veel met taal te doen.
  • Een goede interactie met ouders, waarbij ze meegenomen worden in de dagelijkse ontwikkeling van hun kind.

Om het gevraagde niveau te behouden en erop voort te kunnen bouwen is het belangrijk dat er structurele coaching en ondersteuning wordt geboden vanuit de organisatie waar de professional werkzaam is.

8. De VE-groep

De wet

In de VE is een programma vereist waarin de ontwikkeling van kinderen op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, gestructureerd en samenhangend wordt gestimuleerd. De ontwikkelingsstimulerende activiteiten op deze 4 domeinen moeten ten minste 640 uur per jaar worden aangeboden. VE moet integraal onderdeel zijn van het pedagogische beleidsplan van de locatie dat jaarlijks wordt geëvalueerd.

Bij VE moeten er op een groep van maximaal zestien peuters minimaal 2 in voorschoolse educatie geschoolde beroepskrachten staan. Onder bepaalde voorwaarden mag één van de twee in opleiding zijn voor VE.
Er is een opleidingsplan dat jaarlijks moet worden geëvalueerd en bijgesteld.

De Noordwijkse standaard

Aanbieders kiezen op basis van hun visie zelf voor de inrichting van het educatieve aanbod dat past bij de doelgroep op locatie. Voor uitvoerders van VE geldt dat het gebruik van een door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) erkend VE-programma verplicht is.

Het team van professionals levert pedagogisch kwaliteit, kijkt goed naar de ontwikkeling van de peuters, en is bekwaam in hoe zij jonge kinderen kunnen stimuleren in hun ontwikkeling. Hiertoe worden op teamniveau alle interactievaardigheden goed beheerst en werkt het team effectief samen. De VE-locatie volgt de ontwikkeling van de VE-kinderen en gebruikt hierbij een kindvolgsysteem dat aansluit bij het gehanteerde VE-programma.

In de zorgstructuur van de locatie is geborgd dat:

  • De ontwikkeling van kinderen zodanig wordt gevolgd dat zij een ononderbrokenontwikkeling kunnen doormaken.
  • De specifieke behoeften en extra zorgbehoeften van kinderen in beeld is en hiervoor passende begeleiding wordt geboden.
  • Kinderen die zorg nodig hebben van een externe instelling worden gemeld bij de JGZ en doorverwezen naar een passende organisatie.

De gemeente neemt binnen het aanbod van de preventieve jeugdzorg, pakket 2 af van de GGD: ‘preventieve logopedie’. VE-locaties werken samen met de preventief logopedist bij het signaleren en ondersteunen van kinderen met problemen in de spraak-taalontwikkeling. Onderdeel van dit pakket, is bovendien een evaluatie moment bij 4-, 5- en 6-jarigen waardoor er meer zicht is op de behaalde resultaten.

9. VE-organisatie

De wet

De houder van de VE–locatie stelt jaarlijks een opleidingsplan vast dat in elk geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie worden onderhouden en verder ontwikkeld. De houder toont aan dat het opleidingsplan aansluit bij de kennis en vaardigheden van de beroepskrachten voorschoolse educatie. De houder geeft aantoonbaar uitvoering aan het opleidingsplan. De houder evalueert het opleidingsplan jaarlijks en stelt het zo nodig aan de hand hiervan bij. Voorschoolse educatie is integraal onderdeel van het pedagogisch beleidsplan. Hierin staat concreet en toetsbaar beschreven:

  1. De voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten.
  2. De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
  3. De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd.
  4. De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.
  5. Het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatief.
  6. De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie. De houder van het kindercentrum evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

De Noordwijkse standaard

De professionals op de groep kunnen alleen kwaliteit bieden als ze daartoe in staat worden gesteld door de organisatie. Organisaties richten het VE aanbod zo in, dat de doelgroep (kinderen) een zo optimaal mogelijke omgeving voor ontwikkeling wordt geboden. Daartoe wordt er gewerkt vanuit een visie op de ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen en worden de inhoudelijke keuzes gemaakt vanuit die visie. Deze visie en de uitwerking daarvan moet worden uitgedragen in alle lagen van de organisatie. Dit betekent dat het ook zichtbaar is op de groep. Er heerst een positief, lerend klimaat waar structureel ruimte is voor coaching on the job.

VE-aanbieders werken samen met de VE-coördinator van de gemeente bij toeleiding en plaatsing van kinderen en nemen deel aan het VE-netwerk.

10. Het ouderbeleid

Visie en doelen

Wij hebben de ambitie om het maximaal leerrendement te halen uit kinderen en bij te dragen aan hun brede ontwikkeling. Vanuit de overtuiging dat actieve betrokkenheid van ouders één van de belangrijkste factoren is in het schoolsucces van kinderen wil zij de ouderbetrokkenheid optimaal stimuleren en gestalte geven, in de vorm van educatief partnerschap.

Integraal aanbod

De gemeente is verantwoordelijk voor een sluitend netwerk van voorzieningen en faciliteert in extra en aanvullend aanbod, zoals bijvoorbeeld de Voorleesexpress, het Taalhuis of het aanbod binnen het CJG. De VE-organisaties worden zo gestimuleerd deze extra tools in te bedden in het ouderbeleid en als aanvullend aanbod op te nemen in het versterken van de ouderbetrokkenheid, zoals bijvoorbeeld de Voorleesexpress en de inzet van preventieve logopedie.

Ouderbetrokkenheid bij VE-aanbod

Ouderbetrokkenheid heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van kinderen. Ouders hebben veel kennis over hun kind die relevant is voor de professionals. Professionals kunnen advies en informatie aan de ouders geven over het kind en vice versa. De invulling van ouderbetrokkenheid is effectief als het zich richt op een educatief partnerschap waarin de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en educatie van kinderen wordt gezien als een gedeelde, gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, beroepskrachten en andere betrokkenen. Hierin is maatwerk, dus aandacht voor diversiteit, belangrijk.
Ouders verschillen in wensen, behoeften en verwachtingen en het is de kunst om daarbij zo goed mogelijk aan te sluiten. De professional werkt er samen met andere collega’s naartoe dat alle ouders in staat zijn om samen met de kinderopvang en/of onderwijs hun rol te pakken bij de stimulering van de ontwikkeling van hun kind.Samen met de VE-locaties, het onderwijs en andere betrokken partners zorgen we ervoor dat alle kinderen tussen 2 en 6 jaar optimale ontwikkelingskansen krijgen.

Ouderbetrokkenheid bij VE-aanbod

Hieronder beschrijven we wat wij beschouwen als het basisaanbod voor VE-voorzieningen:

  • Voor elke VE-locatie geldt dat er een plan ouderbetrokkenheid en/ of ouderwerkplan op locatie aanwezig is inclusief een ouderanalyse. Deze ouderanalyse geeft inzicht inde ouderpopulatie zodat er reële verwachtingen gecreëerd worden ten aanzien van het ouderbeleid en de ouderbetrokkenheid.
  • Tijdens het intakegesprek worden wederzijdse verwachtingen uitgesproken en worden ouders geïnformeerd over het aanbod.
  • De kinderopvang organiseert (vraaggericht) 2x per jaar eenouderbijeenkomst over een onderwerp dat betrekking heeft op opvoeding en(taal)ontwikkeling, hierbij is sprake van maatwerk per groep/ locatie.
  • Wanneer de professionals zich zorgen maken over de ontwikkeling van het kind, wordt dit met de ouders besproken en zo nodig wordt er gezocht naar extra hulp of ondersteuning.
  • Informatie en ondersteuning voor de (rol van) ouders in geval van (een)laaggeletterde ouder(s) van de peuter en in het geval van NT2 op de ontwikkeling van de peuter.
  • Ouderbetrokkenheid is een belangrijk onderdeel van de doorgaande lijn met de samenwerkende basisschool, hier zijn afspraken over gemaakt tussen VE-locatie en de school.
  • Ouders worden actief betrokken bij het ondersteuningsaanbod aan het kind en worden gestimuleerd om thuis aanvullende activiteiten te doen met het kind.
  • Ouderbetrokkenheid gericht op kennis van het Nederlands systeempeutervoorziening/ onderwijs en de uitgangspunten van opvoeding/ ontwikkeling.
  • Ouders worden heel bewust meegenomen in het aanbod van de groep, zo is er bijvoorbeeld structureel aandacht voor het thema waarmee gewerkt wordt op de groep.

Uitvoering ouderbeleid op de VE-locatie

De inzet van dit aanbod komt vanuit de pedagogisch medewerkers, zij zien en spreken de ouders dagelijks. Een voorwaarde is dat deze taak uitgevoerd wordt door één van de pedagogisch medewerkers die (vast) werkzaam is op de VE-locatie. De VE-professional is bekwaam in het aanbieden van ouderbetrokkenheid en het voeren van intensieve gesprekken. Het vormgeven van ouderbetrokkenheid op VE-groepen vraagt door de specifieke doelgroep om extra tijd. Om hier structureel vorm aan te geven wordt een aanvullende subsidiemogelijkheid ingesteld voor de VE-aanbieders, om 2 uur per week per groep extra inzet te bieden, maximaal 40 weken per jaar.

Ouderbetrokkenheid op de scholen

1 van de noodzakelijke voorwaarden voor blijvend effect van VVE is een doorgaande lijn van de voorschool naar de vroegschool (groepen 1 en 2). Een doorgaande lijn in ouderbetrokkenheid draagt ertoe bij dat ouders zaken herkennen en weten wat er van hen wordt verwacht. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat in de voor- en in de vroegschool themabijeenkomsten voor ouders worden georganiseerd met een vergelijkbare opzet; of dat ouders enkele malen per jaar kunnen deelnemen aan een activiteit in de groep. Deze voor ouders herkenbare zaken maken de overgang van de kinderopvang naar de basisschool duidelijk en vanzelfsprekend voor ouders.

11. Inzet HBO per 2022

Vanaf 1 januari 2022 wordt het wettelijk verplicht om een HBO’ er in de voorschoolse educatie in te zetten*. Het ministerie van OCW kiest voor een grotere inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker en/ of coach op basis van meerdere onderzoeken waaruit blijkt dat beleidsmatige en coachende ondersteuning een positieve invloed heeft op de kwaliteit van VE en daarmee op de ontwikkeling van doelgroeppeuters. De achterliggende gedachte van de maatregel is dat je hiermee een substantiële kwaliteitsslag kunt maken. Coaching is een krachtig middel voor verdere professionalisering en kwaliteitsbevordering. Daarnaast kan het de beroepstrots en het werkplezier van je medewerkers aanzienlijk vergroten.

*Deze verplichting is opgenomen in het Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Voorschoolse Educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse voorzieningen en de inzet van de pedagogische beleidsmedewerker (Staatsblad 2019,315).

De pedagogisch beleidsmedewerkers en/of coaches in de VE kunnen zorgen voor een pedagogisch partnerschap met ouders en voor verbetering van de educatieve functie van de VE. Zij zijn de spil in de ontwikkeling van het pedagogisch VE-beleid en de implementatie daarvan op de werkvloer. Zij houden de pedagogisch medewerkers ‘scherp’ op de doelen van VE en zorgen voor verankering, inspiratie en vernieuwing van de VE. Zij kunnen de VE en het effect daarvan op een hoger plan brengen, samen met de pedagogisch medewerkers.

De functie van HBO’ er in de VE moet worden onderscheiden van de functie van pedagogisch beleidsmedewerker op grond van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang die met ingang van 1 januari 2019 verplicht is in de kinderopvang maar kan bij voldoen aan de functie-eisen wel in 1 persoon verenigd worden.

De verbetering van de voorschoolse educatie kan plaatsvinden door middel van coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie en/of beleidsvorming en -implementatie door een pedagogisch beleidsmedewerker. De gemeente vertrouwt op de professionaliteit van de organisaties om de inhoud van de functie naar eigen visie in te vullen. In Rotterdam is een samenwerking gerealiseerd tussen de IB’ ers op de scholen, die gedetacheerd de HBO-functie op de kinderopvang konden invullen. In het maken van de nadere samenwerkingsafspraken zullen ook dergelijke voorstellen worden besproken.

Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit VEWet IKK
Beleidsvorming en coaching: Aantal doelgroeppeuters x 10 uur (jaarbasis).Beleidsvorming: Aantal locaties x 50 uur.
Coaching: Aantal FTE pm’ ers x 10 uur.
Uren alleen flexibel inzetbaar op de VE-groepen binnen één locatie. Uren niet flexibel inzetbaar over alle VE-locaties van de organisatie.Uren beleidsvorming flexibel inzetbaar over alle locaties van de organisatie.
Uren coaching flexibel inzetbaar, iedere pm’ er ontvangt een vorm van coaching.
Uit: Handreiking Pedagogische beleidsmedewerker in de VE (SWN, MBK, BK).

Omvang van de functie en financiering

Het nieuwe artikel 2a van het bovengenoemde besluit Staatsblad 2019, 315 geeft regels over de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker. In artikel 1 van de Wet Kinderopvang is bepaald wat daaronder moet worden verstaan: de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden. In artikel 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en artikel 7 Regeling Wet kinderopvang is geregeld welke opleidingseisen voor deze pedagogische beleidsmedewerker gelden.

De verplichte minimale omvang van de inzet van de HBO’ er wordt per kindercentrum op jaarbasis bepaald. Het aantal doelgroeppeuters tussen twee en vier jaar waaraan op 1 januari (de peildatum) voorschoolse educatie wordt geboden wordt vermenigvuldigd met 10 uur. De uitkomst daarvan is het aantal uur dat de pedagogische beleidsmedewerker in dat jaar effectief moet worden ingezet. Wij verstrekken een aanvullende subsidie voor de inzet van de HBO’ er in de VE op basis van voornoemde aantal in te zetten uur.

12. Financiële paragraaf

Onderwijskansenbeleid OCW

Het ministerie van OCW heeft door het CBS een model laten ontwikkelen onderwijsachterstanden te kunnen voorspellen. Dit model wordt sinds 2019 gebruikt voor de verdeling van de middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) over de gemeenten en onderwijsinstellingen in Nederland. De verdeling van middelen is hierbij gebaseerd op het aantal doelgroeppeuters (VE-peuters) uit de landelijke doelgroep die in de betreffende gemeente wonen en een weging van het risico op een onderwijsachterstand. De landelijke doelgroep bestaat daarbij uit de 15% Nederlandse peuters met het grootste risico op een onderwijsachterstand. Het aantal doelgroeppeuters per gemeente is in een dashboard in beeld gebracht.

In dit dashboard is zichtbaar dat van de in totaal 565 peuters (2,5 – 4 jaar) in de gemeente Noordwijk er 45 peuters (9%) tot de landelijke doelgroep behoren (peildatum okt. 2019), op dit aantal is het Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Budget gestoeld.

Bestuurlijke afspraken bereik alle peuters

Sinds 2016 verstrekt het ministerie van SZW extra middelen aan gemeenten gekoppeld aan bestuurlijke afspraken. Met de bestuurlijke afspraken ‘een aanbod voor alle peuters’ hebben gemeenten de inspanningsverplichting om zoveel mogelijk peuters (2,5 tot 4 jaar) gebruik te laten maken van een voorschoolse voorziening Dit is bedoeld om voor de niet-VE-peuters waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, het voorschoolse aanbod ook toegankelijk te maken/ houden.

Voor deze bestuurlijke afspraken stelt het ministerie sinds 2018 een bedrag van € 35.073,- beschikbaar aan de gemeente Noordwijk (de zogenaamde ‘Aschermiddelen’). Het is de verwachting dat deze middelen, ondanks de einddatum van de bestuurs- afspraken in 2021, ook op de langere termijn beschikbaar blijven.
De Asschermiddelen zijn niet geoormerkt en er hoeft derhalve ook geen verantwoording over te worden afgelegd aan het ministerie.

Hieronder is het totaal van het budget weergegeven dat beschikbaar is voor het aanbod peuteropvang en peuteropvang met VE.

GOAB-budget2019202020212022
(prognose) budget Noordwijk€ 278.800,-€ 344.844,-321.045,-321.045,-
aantal OCW-risico-peuters45454545
aantal uren VE per jaar400640640640
De budgetten over de periode 2019 – 2022 zijn niet aan deze jaren gebonden, er mag binnen deze periode met de middelen geschoven worden. Daarnaast wordt jaarlijks het model van CBS opnieuw toegepast, waardoor bovenstaande verwachte budgetten nog per gemeente kunnen worden bijgesteld.

Indicatie inkomsten en kosten vanaf 2022

InkomstenUitgaven
Rijksgelden (GOAB)€ 321.045,-Peuteraanbod regulier (Asscher)€ 30.040,-
Gemeentelijk budget
(waaronder ook Aschermiddelen)
€ 108.000,-VE-aanbod€ 333.046,-
Ouderbetrokkenheid€ 13.925,-
Inzet HBO€ 17.685,-
VE-coördinatie€ 16.349,-
Taalklassen
Sophia Scholen
€ 18.000,-
€429.045,-€429.045,-
De kosten voor logopedie pakket 2 worden bekostigd vanuit het budget voor jeugdhulp en zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht.

Bijlage 1. Indicering, toeleiding en werving voorschoolse educatie

Het consultatiebureau ziet bijna alle kinderen, en heeft om deze reden een belangrijke rol bij het signaleren van doelgroepkinderen en het verwijzen naar een voorschoolse voorziening met VE-aanbod. Het consultatiebureau heeft voldoende expertise in huis in het volgen van de ontwikkeling van kinderen en om te kunnen signaleren en te verwijzen op basis van de vastgestelde doelgroepcriteria. Er zijn naast het consultatiebureau ook andere instanties die een signalerende rol kunnen spelen, zoals de pedagogisch medewerkers werkend in de kinderopvang. Deze medewerkers hebben veel ervaring met de doelgroep en zijn goed in staat te observeren en te signaleren.

Proces rondom indicering

De indicering vindt plaats bij het reguliere consultatiebezoek van een kind vanaf het 11 maandenconsult. Wanneer de JGZ een VE-indicatie wenselijk acht, wordt dit besproken met de ouders.
Wanneer ouders gebruik willen maken van het VE-aanbod tekenen zij voor akkoord op het indiceringsformulier van de JGZ. Hiermee geven zij toestemming voor een vooraanmelding. De JGZ geeft hiermee de indicatie en gegevens van het kind door aan de VE-coördinator van de gemeente. Deze neemt contact op met de ouders over de toeleiding naar een VE-locatie. Wanneer ouders geen gebruik willen maken van het VE- aanbod doet de GGD wel een registratie van de indicatie. De reden van niet-deelname wordt hierbij vermeld.Wanneer ouders geen toestemming geven voor het doorgeven van hun gegevens, meldt de GGD de indicatie anoniem, onder vermelding van het postcodegebied van de ouders.

Signaleren door derden

De (VE)- kinderopvangorganisaties kunnen rechtsreeks bij de JGZ een verzoek om een VEindicatie indienen. De leidinggevende of zorg-coördinator van de locatie neemt hiertoe contact op met de JGZ. Dit gebeurt na overleg en toestemming van ouders.
Derden, zoals reguliere kinderopvangaanbieders, huisartsen, en medewerkers van bijvoorbeeld Voor ieder 1, kunnen een verzoek om een VE-indicatie melden bij de JGZ. De JGZ besluit, na melding van derden, of zij een kind vervroegd of extra oproepen voor een consultatiebezoek of dat zij wachten tot het reguliere bezoek.
De JGZ koppelt de acties terug aan de melder.

Registratie van de VE-indicaties

Registratie van de VE-geïndiceerde kinderen en de gebruikte indicatiecriteria zijn van belang voor een goede monitor van het VE-beleid. Wij sturen op deze manier op effectief VE-beleid.

Toeleiding: contact met de ouders

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de aanmelding van hun kind bij een VE-locatie. Zij krijgen hierbij ondersteuning van de VE-coördinator van de gemeente:

  • De VE-coördinator ontvangt de gegevens van de VE-geïndiceerde kinderen van de JGZ.
  • Ouders worden per brief geïnformeerd over de VE-indicatie en de toeleiding naar een VE-locatie.
  • De VE-coördinator neemt binnen 1 week contact op met de ouders. Ouders worden geïnformeerd over het VE-aanbod, de financieringswijze en de VE-locaties.
  • Wanneer de ouders het kind nog niet hebben aangemeld bij een VE-locatie, neemt de VE-coördinator na 3 maanden opnieuw contact op.
  • Wanneer ouders geen gebruik willen maken van het VE-aanbod neemt de VE-coördinator contact hen op om het belang van VE toe te lichten en de mogelijkheden van deelname te onderzoeken.
  • VE-locaties koppelen per kwartaal aan de VE-coördinator terug welke VE-geïndiceerde kinderen deelnemen aan VE, zodat gecontroleerd kan worden of dekinderen zijn aangekomen bij het aanbod.

Wervingstrategieën

Afhankelijk van de actie van de ouders wat betreft de aanmelding van hun kind bij een kinderopvangorganisatie met VE-aanbod, moet bekeken worden of er een toeleidingstraject noodzakelijk is. Soms is daar weinig voor nodig omdat ouders zelf hun kind aanmelden. In andere gevallen is een individueel begeleidingstraject nodig; een goed systeem van signalering, doorverwijzing en daadwerkelijk plaatsen. Wat in ieder geval geldt:

  • Goede en begrijpelijke schriftelijke informatie.
  • Maatregelen gericht op groepen en individuen.
  • Belangrijk voor de naamsbekendheid is dat het aanbod voor voorschoolse educatie voortdurend onder de aandacht van de ouders wordt gebracht.

Het product verkoopt zichzelf

  • kwalitatief goed VE-aanbod;
  • gemakkelijk toegankelijk;
  • financieel laagdrempelig;
  • deskundige medewerkers met een pro-actieve houding naar de ouders toe;
  • goede samenwerking met de GGD en andere ketenpartners;
  • activiteiten voor ouders (ouderbetrokkenheid);
  • duidelijke en aantrekkelijke folders zowel vanuit de gemeente als van de aanbieders.

Benutten van partners

  • Gebruik maken van de bestaande infrastructuur om in contact te komen met de doelgroep.
  • Zorg voor voldoende aanbod, bewaak wachtlijsten en volg de capaciteit van de organisaties.
  • Doelgroepkinderen hebben voorrang bij het plaatsen.
  • Bewaak het (non)-bereik en deel dit geregeld met de partners.